ECLI:NL:HR:2018:1872 - PONT Data&Privacy (2024)

ECLI:NL:HR:2018:1872
  • Jurisprudentie – Samenvattingen
  • Jurisprudentie – Uitspraken
  • Wetgeving
  • Naslag

8 oktober 2018

Jurisprudentie – Uitspraken

9 oktober 2018

Strafkamer

nr. S 16/00166

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 januari 2016, nummer 20/000268-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot constatering van overschrijding van de redelijke termijn en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.Het middel klaagt over de verwerping van het verweer dat de staandehouding van de verdachte en de onderhavige verkeerscontrole discriminatoir en daarmee onrechtmatig waren.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij op 28 september 2013, te Gilze, gemeente Gilze en Rijen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen (te weten categorie B), ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, het Klein Zwitserland, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die categorie heeft bestuurd."

Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op het volgende bewijsmiddel:

"Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2013 (pg. 19-20), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:

Op 28 september 2013, omstreeks 01:30 uur, reed ik tijdens de surveillance op Klein Zwitserland te Gilze, in de gemeente Gilze en Rijen. Ik reed de parkeerplaats op van het Van der Valk Hotel, dat gelegen is op het adres Klein Zwitserland 8 te Gilze. Het parkeerterrein heeft een openbaar karakter en is een voor het openbaar verkeer openstaande parkeerplaats. Ik zag dat een grote gele oud model bestelbus mij tegemoet kwam gereden. Ik zag dat het voertuig was voorzien van een Bulgaars kenteken zijnde [AA-00-BB]. In de Eenheid Zeeland-West-Brabant loopt het project Moelander waar aandacht wordt gevraagd om voertuigen te controleren uit Midden en Oost Europa. Ik keerde mijn dienstvoertuig en zag dat het genoemde voertuig geparkeerd werd vlakbij de uitgang van genoemde parkeerplaats. Ik zag dat de bestuurder, later genoemde verdachte [verdachte], uitstapte en wegliep bij zijn voertuig. Ik sprak de bestuurder aan. Ik vroeg aan de bestuurder naar een geldig rijbewijs. Ik zag dat de bestuurder mij een verblijfsdocument overhandigde. Ik hoorde van de bestuurder dat hij zijn rijbewijs niet bij zich had. Ik las op genoemd document dat de bestuurder betrof: [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats].

Ik heb [verdachte] opgevraagd bij de Gemeenschappelijke Meldkamer te Tilburg. Ik hoorde van de centralist dat het rijbewijs voor de categorie B op 26 februari 2013 ongeldig was verklaard. Ik heb [verdachte] aangehouden op verdenking van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs."

Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer van de raadsman van de verdachte als volgt samengevat en verworpen:

"De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het aan hem tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ex art. 359a Sv dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. Alle rechtstreekse vruchten van de onrechtmatige staandehouding, inclusief de verklaring van cliënt, dienen van het bewijs te worden uitgesloten. Daartoe is aangevoerd dat de onrechtmatige aanhouding naar aanleiding van project Moelander is geschied. In dit project wordt aandacht gevraagd om voertuigen te controleren uit Midden-Oost Europa. Volgens de verdediging is de aanleiding discriminatoir, omdat kentekens niet los zijn te zien van personen. Het is ook niet aannemelijk (gemaakt) dat controle "Moelander" wordt uitgevoerd omdat bijvoorbeeld auto's uit de regio minder snel aan de Nederlandse wetgeving voldoet. De verdediging concludeert dat sprake is van schending van artikelen 1 Grondwet, 5 en 8 EVRM en 21 Handvest EU. Terwijl het belang van deze bepalingen groot is, een van de meest fundamentele beginselen van onze rechtsorde. De rechtsbescherming van cliënt is volgens de verdediging in aanzienlijke mate geschonden.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Bewijsuitsluiting komt slechts in aanmerking indien door onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Naar het oordeel van het hof is er geen wettelijke bepaling ten onrechte toegepast of een verdrag geschonden. Het hof is met de politierechter van oordeel dat het weliswaar een project betreft waarbij er scherper gelet werd op auto's met een kenteken uit Oost-Europese landen, maar dat dit een dermate brede benadering is dat dit niet inhoudt dat er sprake is van discriminatoir optreden van de politie. De politie mag auto's met een buitenlands kenteken controleren. Het gaat daarbij niet om de persoon, maar om de voertuigcontrole. Het kan daarbij gaan om gestolen onderdelen of valse chassisnummers. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het hier een auto met een Bulgaars kenteken betreft en dat de bestuurder, geboren in Zagreb, kennelijk geen Bulgaar is.

Mitsdien acht het hof de staandehouding van verdachte rechtmatig, zodat geen sprake is van een vormverzuim en de onderzoeksresultaten die na de staandehouding van de verdachte zijn verkregen voor het bewijs kunnen worden gebezigd.

Het hof verwerpt het verweer."

Vooropgesteld moet worden dat het uitoefenen van controlebevoegdheden als bedoeld in art. 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 verband dient te houden met de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 gegeven voorschriften (vgl. HR 26 november 1957, NJ 1958/351). Indien daadwerkelijk inzage is gevorderd in het rijbewijs en/of de kentekenpapieren van het voertuig, mag worden aangenomen dat de bevoegdheden van art. 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 zijn uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften.

Zolang een dergelijke controlebevoegdheid, uitgevoerd door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, mede is uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften als bedoeld in het eerste en het vierde lid van art. 160 WVW 1994 is die uitoefening derhalve in beginsel rechtmatig, ook indien die bevoegdheid daarnaast het verrichten van opsporings-handelingen mogelijk maakt waarop deze bepalingen niet zien. Die omstandigheid brengt immers nog niet mee dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel - te weten: voor het verrichten van opsporings-handelingen - dan waarvoor deze is verleend. Voorts geldt dat het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit niet in de weg staat aan het uitoefenen van deze controlebevoegdheden door opsporingsambtenaren, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze alszodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen (vgl. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670, NJ 2006/653).

Art. 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 bevatten geen aanwijzingen omtrent de selectie van de bestuurders ten aanzien van wie de in die bepalingen genoemde bevoegdheden kunnen worden uitgeoefend. Hetgeen hiervoor onder 2.4.1 is vooropgesteld laat evenwel onverlet de mogelijkheid dat de rechter bevindt dat de politie bij de uitoefening van voornoemde controlebevoegdheden de te controleren persoon of personen heeft geselecteerd op een wijze die onverenigbaar is met het uitgangspunt dat personen niet worden gediscrimineerd wegens onder meer hun ras of hun godsdienst of levensovertuiging. Indien de rechter tot de bevinding komt dat bij die selectie een in dit opzicht niet gerechtvaardigd onderscheid is gemaakt, zal hij moeten bepalen welk rechtsgevolg in de gegeven omstandigheden moet worden verbonden aan de onrechtmatigheid van de uitoefening van de controlebevoegdheid, rekening houdend met factoren als de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. (Vgl. HR 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2454, NJ 2017/84.)

Bij verkeerscontroles als in deze zaak aan de orde kan een dergelijke bevinding in het bijzonder in beeld komen indien de selectie van het voor een verkeerscontrole in aanmerking komend voertuig uitsluitend of in overwegende mate is gebaseerd op etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of andere inzittenden van dat voertuig, dan wel op hun nationaliteit.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verbalisant de verdachte als bestuurder van een bestelbus met een Bulgaars kenteken in het kader van het zogenoemde project "Moelander" heeft gevraagd naar een geldig rijbewijs en dat in dit project "aandacht wordt gevraagd om voertuigen te controleren uit Midden- en Oost-Europa". Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat "het weliswaar een project betreft waarbij er scherper gelet werd op auto's met een kenteken uit Oost-Europese landen", maar dat geen sprake is van discriminatoir optreden van de politie omdat, kort gezegd, het niet gaat om controle van de persoon, maar van het voertuig.

2.5.2.Dit oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat bij de verkeerscontrole kennelijk als selectiecriterium is gehanteerd of een kenteken afkomstig is uit een bepaalde groep landen, en met die wijze van controleren indirect onderscheid gemaakt kan worden naar nationaliteit of afkomst van de inzittenden van dat voertuig. Weliswaar kunnen maatregelen waarbij onderscheid op grond van nationaliteit wordt gemaakt onder omstandigheden gerechtvaardigd zijn, bijvoorbeeld indien het gaat om maatregelen ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en/of misdaad waarbij de plegers nationale landsgrenzen overschrijden en de maatregelen voor het bereiken van het doel passend en noodzakelijk zijn, maar het Hof heeft daar geen overwegingen aan gewijd.

2.5.3.Het middel slaagt.

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2018.

Artikel delen

ECLI:NL:HR:2018:1872 - PONT Data&Privacy (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Velia Krajcik

Last Updated:

Views: 6416

Rating: 4.3 / 5 (74 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Velia Krajcik

Birthday: 1996-07-27

Address: 520 Balistreri Mount, South Armand, OR 60528

Phone: +466880739437

Job: Future Retail Associate

Hobby: Polo, Scouting, Worldbuilding, Cosplaying, Photography, Rowing, Nordic skating

Introduction: My name is Velia Krajcik, I am a handsome, clean, lucky, gleaming, magnificent, proud, glorious person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.